Foto gemaakt door: Frank van Wellie
Prof. dr. Eveline Wouters is lector Health Innovations & Technology (HIT) bij Fontys Paramedisch. Zij is opgeleid als arts en epidemioloog. Naast haar werkzaamheden bij Fontys is ze werkzaam als buitengewoon hoogleraar ‘Succesvolle technologische innovaties in de zorg’ bij Tranzo, TSB, Tilburg University, academische werkplaats Technological and Social Innovations for Mental Health. Daarnaast is ze onder andere lid van de raad van toezicht van zorgorganisaties ASVZ, Prins Heerlijk, Sevagram en Oktober, lid van de Provinciale Gezondheidsraad (Brabant Advies) en redactielid van ICT en Health. Op 10 januari gaat zij na een speciaal voor haar georganiseerd symposium met pensioen.
Jij hebt tijdens jouw werk als lector en buitengewoon hoogleraar veel onderzoek verricht naar technologische en sociale innovaties in de zorgsector. Wat is de belangrijkste les die jij geleerd hebt op dit vlak?
Wat ik geleerd heb is dat technologie de zorg kan ondersteunen, maar niet zomaar. Er is een groot optimisme over technologie als het gaat om het verbeteren van de zorg. Dat is ook logisch, want door technologie in de volle breedte (denk aan de diagnostiek zoals MRI, behandeling zoals zeer geavanceerde operaties, en preventie zoals vaccinaties) is vooral sinds medio de vorige eeuw een enorme vooruitgang geboekt. Het gevolg is dat we langer gezond blijven en ook langer leven. Maar ook, dat we vaker te maken krijgen met chronische aandoeningen. En de zorg daarvoor (dus: chronische aandoeningen, en vaak meerdere met elkaar samenhangende problemen), is niet alleen met technologie oplosbaar. Ook sociale innovaties zijn daarvoor nodig: het veranderen van werkprocessen door professionals bijvoorbeeld maar ook andere vormen van samenleving en samenzorg.
Op welke manier probeer jij in het onderwijs toekomstig zorgprofessionals voor te bereiden op een werkomgeving waarin meer technologische innovaties aanwezig zijn (t.a.v. digitale vaardigheden)?
Dat probeer ik op verschillende manieren te doen. Bijvoorbeeld door (gast)colleges op het gebied van implementatie van technologie in de zorg, waarbij de gelaagdheid en complexiteit en de noodzaak voor sociale innovaties een belangrijk onderwerp is. Maar ook door in alle onderzoeksprojecten waar technologie wordt ontwikkeld of geëvalueerd, expliciet onderzoek te doen naar implementatieaspecten. Zo werken we in een achtjarig onderzoeksproject aan de ontwikkeling en evaluatie aan een applicatie voor de mentale ondersteuning van kinderen met een chronische ziekte, waarbij implementatie een van de drie grote onderzoeksthema’s is (zie: https://ehealthjunior.nl/wordpress/). En dat doen we inmiddels bij alle onderzoeksprojecten die te maken hebben met de ontwikkeling van nieuwe technologie voor de zorg.
We doen dat doorgaans met een multidisciplinair consortium en een leergemeenschap, waar studenten vanuit verschillende disciplines bijdragen. Een voorbeeld is het onderzoek naar stress met wearables bij onder andere mensen met dementie (https://www.fontys.nl/Onderzoek/AI-en-big-data/Van-Sensoren-naar-Zorg-wearables-toegepast-in-de-werkpraktijk.htm). Op die manier leren studenten van en met elkaar (bijvoorbeeld studenten uit de ICT, samen met studenten uit het zorgdomein, het economische en het juridisch domein). Al deze kennis is nodig voor het uiteindelijk succesvol laten landen van nieuw ontwikkelde technologie. Studenten leren dan niet alleen om hun eigen expertise in te zetten, maar ook die van anderen te begrijpen en waarderen en met elkaar samen te werken voor een gemeenschappelijk doel.
Op welke manier zou het onderwijs en de zorg- en welzijnsinstellingen (of anderen wellicht) hier nog beter samen in op kunnen trekken?
Onderwijs en zorg- en welzijnsinstellingen kunnen heel veel aan elkaar hebben. Voor het onderwijs zijn ‘real life’ situaties heel motiverend en inspirerend om in te werken. Voor de zorg- en welzijnsinstellingen is het inzetten van studenten ook heel zinvol. Studenten brengen frisse ideeën in, stellen vragen. Binnen de onderzoeksprojecten waarin onderwijs (studenten die in verschillende fasen van hun studie kunnen deelnemen) en zorg- en welzijnsorganisaties rondom technologie ontwikkelingen samenwerken zie je daar mooie voorbeelden van. Je ziet daarbij ook dat daardoor ook de acceptatie van (nieuwe) technologie in zorg- en welzijn veel natuurlijker verloopt.
Zorgorganisaties hebben te maken met een grote werkdruk, en vaak wordt daarbij het deelnemen aan onderzoek als extra belasting gezien. Toch zien we in de praktijk dat dat studenten juist van meerwaarde kunnen zijn, vooral als er langdurig wordt samengewerkt.
Er zijn al verschillende structurele samenwerkingsverbanden in onze regio, in zogenaamde hybride leeromgevingen. Die zijn heel succesvol doorgaans. Belangrijk is daarbij dat de inbreng vanuit het onderwijs en de zorg- en welzijnsorganisaties in evenwicht en op elkaars belangen afgestemd is. Ook daar geldt dat de expertise aanvullend aan elkaar moet zijn.